Stotteren

Stotteren is een spraakstoornis waarbij de spraakbeweging niet vloeiend verloopt. Klanken of lettergrepen worden herhaald of verlengd. Soms worden ze er met veel spanning uit geperst. Daarnaast kunnen zich begeleidende symptomen voordoen. Voorbeelden zijn: meebewegingen in het gezicht en van lichaamsdelen, verstoring van de adem, transpireren en spanning.

Naast deze zichtbare en hoorbare symptomen zijn er ook verborgen symptomen. Vermijden van situaties, bepaalde woorden of klanken omzeilen, gebrek aan zelfvertrouwen en angst om te spreken zijn hier voorbeelden van. Stotteren kan de communicatie ernstig verstoren.

Stotteren begint meestal bij kinderen tussen de twee en zes jaar, maar het kan zich ook op latere leeftijd, bijvoorbeeld tijdens de puberteit, ontwikkelen. Bij een grote groep jonge kinderen gaat stotteren vanzelf over, maar bij sommige jonge kinderen is behandeling door een logopedist nodig.

Wat kan de logopedist doen?

De logopedist zal een onderzoek doen naar het stotteren. Zijn er problemen op het gebied van de spraakmotoriek, zijn er emotionele factoren, omgevingsfactoren of combinaties daarvan? Nagegaan wordt hoe het stotteren zich heeft ontwikkeld en in welke fase het stotteren is.

Er wordt gekeken in welke fase het stotteren zich ontwikkeld heeft. Bij kinderen worden de ouders/verzorgers en vaak ook het gezin altijd bij de behandeling betrokken. Soms bestaat de begeleiding uit indirecte therapie, waarbij de omgeving van het kind voorlichting en adviezen krijgt. Het kind kan ook zelf direct behandeld worden, maar niet zonder medewerking van zijn omgeving. Bij ouderen bij wie het stotteren zich al verder ontwikkeld heeft, richt de behandeling zich op de factoren die van invloed zijn op het totale stotterprobleem: emoties, gedachten en omgeving. Wanneer deze een geringere invloed hebben op het stotterprobleem, wordt het accent van de behandeling meer verschoven naar vloeiendheidstraining. Hierbij kan gedacht worden aan vertraging van het spreektempo, het aanleren van spreektechnische vaardigheden, waarbij gebruik gemaakt wordt van ademoefeningen en ontspanningsoefeningen.

Broddelen

Broddelen is een stoornis in het spreken waardoor het spreken slecht verstaanbaar is. Het spreektempo is meestal te hoog of te onregelmatig en klinkt niet vloeiend. Vaak treedt ‘telescopie’ op: klanken worden weggelaten of in elkaar geschoven (bijvoorbeeld ‘waschine’ in plaats van ‘wasmachine’, ‘. Ook worden klanken verplaatst of omgedraaid (‘slaatje bla’ in plaats van ‘blaadje sla’) of worden delen van woorden herhaald. Deze symptomen noemen we motorisch broddelen.

De luisteraar zal de persoon die broddelt vaak slecht verstaan. De spreker merkt wel dat er iets mis is met zijn spreken, maar hij weet niet precies wat.

Doordat er bij broddelen herhalingen van woorden en klanken optreden, lijkt het soms op stotteren. De symptomen zijn niet specifiek zoals bij stotteren en zijn daardoor minder opval­lend. Broddelen en stotteren gaan ook vaak samen.

Wat kan de logopedist doen?

Bij (jong)volwassenen richt de behandeling zich vooral op bewustwording van de eigen spraak, uitspraaktraining, training in correct formuleren en ritme- en intonatietraining. Het resultaat van de behandeling hangt, naast de ernst van het broddelen, af van doorzettingsvermogen, concentratievermogen en motivatie.